Aanplant bosschage

Om de kans op aanslaan zo groot mogelijk te maken adviseren we om het plantsoen bij een erkend en vertrouwde kweker bij u in de buurt te kopen. Gezamenlijk inkopen kan prijsvoordeel opleveren.

Plantsoen is leverbaar in meerdere leeftijdsklassen. Het meest gangbaar is één-, twee- of driejarig materiaal. Ook is plantsoen in verschillende lengteklassen leverbaar. Afhankelijk van de (te verwachten) vegetatieconcurrentie kunt u kiezen voor kleiner of groter plantsoen. Ervaring leert dat hoe ouder het plantsoen is, hoe moeilijker het aanslaat.

Om uitdroging te voorkomen, moet u erop letten dat de wortels een zo kort mogelijke periode boven de grond zijn. Uitdroging schaadt de haarwortels, die van belang zijn voor vocht en voedseltransport. Uitgedroogd plantsoen slaat niet of nauwelijks aan, met als gevolg dat alle moeite tevergeefs is geweest. Dek het plantsoen tijdens transport goed af en leg het niet in de zon, regen of wind. Wilt u het plantsoen verdelen over meer terreinen of komt u niet tijdig met de plantwerkzaamheden klaar, dan kunt u het plantsoen tijdelijk inkuilen. U graaft een zogenaamde voor, liefst in de schaduw en uit de wind, en legt het plantsoen hierin. Vervolgens gooit u de grond (geen strooisel!) op de wortels en trapt het lichtjes aan. Grond biedt meer bescherming en is minder droogtegevoelig dan strooisel.

Het plantgat moet zodanig groot zijn dat de wortels gemakkelijk passen, zonder deze te kneuzen of te breken. Bij het dichtgooien van het plantgat mag er absoluut geen humus, strooisel of plag het plantgat in. Dit verstoort de verhouding lucht-vocht-grond dusdanig dat het plantsoen kan afsterven. De plantdiepte moet ongeveer even diep zijn als op de kwekerij. Deze grens (licht-donker) tekent zich vaak duidelijk rond de wortelhals af. Trap de grond om het plantsoen goed aan, echter zonder de stam te beschadigen. Het tijdstip van planten is globaal vanaf oktober tot april. In de praktijk wordt vanaf half december tot half maart geplant.Zo’n vijf á zes jaar na aanplant van een singel, kunt u al beginnen met afzetten. Spaar de schaarse soorten zo veel mogelijk. Laat aan de rand van een singel hier en daar ook een boom staan om het profiel van de singel te handhaven en om wegploegen van de randen te voorkomen. Stel de door u gekozen boomvormers vrij zodat de kroon zich goed kan ontwikkelen. Voor het behoud van de biotoop kunt u het beste gefaseerd afzetten, bijvoorbeeld iedere drie jaar één derde deel. Voor snelle groeiers is de cyclus van het afzetten zes á tien jaar. Voor langzame groeiers is dat tien á vijftien jaar.

Na een periode van verval, is het met de overgebleven knotbomen in Nederland inmiddels redelijk goed gesteld. Ze worden veelal onderhouden door vrijwilligers. Om de populatie te laten voortbestaan is nieuwe aanplant onontbeerlijk. U kunt rijen nieuwe bomen aanplanten langs sloten en vaarten, maar overleg wel even met het waterschap of dit op de gekozen plaats wenselijk is.

Van alle te knotten bomen zijn de knotwilg en de populieren de meest makkelijke en goedkope om aan te planten. U zaagt scheuten van tweeeneenhalf tot drie meter van de bomen schuin af, schilt van de onderste meter repen van de bast af en steekt de staak minimaal 60 cm diep de grond in. Plant de nieuwe knotbomen in een vochtige omgeving, zo’n vier tot acht meter van elkaar. Een onregelmatige plantafstand geeft meer afwisseling aan het landschap.

Andere boomsoorten dan de wilg kunt u niet op deze wijze stekken.U moet daarbij gebruik maken van gewoon plantsoen met kluit.Deze bomen dient u eventueel te verstevigen met palen die aan de boom verbonden worden met boombanden. 

Door de scheuten te verwijderen die uit de stam groeien,kunt u de ontwikkeling van de kruin. Laat hierbij wel de topscheuten zitten.

Voor de aanplant van een solitaire boom, kunt u het beste gebruik maken van plantmateriaal met een stamomtrek van acht tot tien centimeter. Gebruik altijd inheemse soorten, passend bij de aanwezige grondsoort en grondwaterstand, maar ook cultuurhistorisch gezien.

Let bij aanplant op de plek waar u een boom wilt zetten. Een volledig uitgegroeide solitaire boom is niet overal even welkom of geschikt. Plant ze bijvoorbeeld niet lukraak in een open weidegebied, maar kies een voor landschap en natuur aantrekkelijke plaats.
 
Voor fruitbomen geldt dat u ze eigenlijk overal kunt planten, zolang de grond maar enigszins vochtig en matig voedselrijk is. Een fruitboom kunt u op overhoekjes planten, bij een picknickplaats, langs een fietspad, eigenlijk overal. Een bloeiende fruitboom is een lust voor het oog en voor insecten. Het fruit wordt dankbaar opgepeuzeld door vogels, muizen en wild. Nadeel? De wespen, die op het rottende fruit afkomen en u bij een picknick lastig vallen…

De aanplant van een boom kunt u het best in de wintermaanden doen. De boom is dan in rust. Plant niet in een vorstperiode. De haarwortels kunnen dan bevriezen. 

Solitaire bomen kunnen een enorme kroon ontwikkelen. Zorg daarom dat u bij aanplant voldoende afstand houdt van gebouwen. Als richtlijn kunt u acht meter aanhouden. Om de pas geplante boom zo goed en snel mogelijk te laten wortelen, dient u de boom in elk geval aan één boompaal met boomband vast te zetten. Zet de boompaal op het zuidwesten (heersende windrichting) en circa twintig cm vanaf de boom. Hiermee voorkomt u beschadiging door schuren als gevolg van de wind. Gebruik een paal van onverduurzaamd vuren hout. Deze is het goedkoopst en is na vijf jaar verrot. De boom is in die tijd stevig geworteld en de bovengrondse delen van de boompaal kunt u verwijderen.

Beschadiging door vee kunt u voorkomen door een raster om de boom te plaatsen. Hierbinnen kan zich weer een ruige vegetatie ontwikkelen, wat interessant is voor insecten, klein- en veerwild. Bij een solitaire boom in een akkerbouwgebied is inzaaien van een herfstmengsel een optie. Dit biedt in het najaar en winter voedsel en dekking. Het mengsel bevat veel koolsoorten, stoppelknol, raapzaad, bladrammenas en anijszaad. Maar ook rogge of een tapijt van klaver met diverse grassen is mogelijk.

Voor het planten van bomen en struiken gelden een aantal vuistregels. Hierboven zijn ze bij elkaar gezet, om zo het planten tot een succes te maken. Hieronder volgen nog wat tips:

  • Kies voor de maanden november tot en met februari. De planten zijn dan volledig in rust. Eén maand voor het planten maakt u de percelen onkruidvrij door te frezen of te wieden; 
  • Voorkom verdroging van plantsoen en grond:
    • Vervoer het plantsoen onder een zeil en controleer bij aankomst op beschadigingen; 
    • maak het plantgat niet ver van te voren en groot genoeg zodat de wortels in hun oorspronkelijke positie, vrij, kunnen liggen; 
  • Vul het plantgat met losse aarde en druk de aarde flink aan maar niet trappen. (i.v.m. kans op schade aan de stamvoet); 
  • Zorg voor water bij extreme droogte in het groeiseizoen (april – juli); 
  • Zet een raster indien er vee of wild bij de aanplant kan komen; 
  • Zorg, als blijkt dat het plantsoen nadeel ondervindt van onkruid en andere opslag, in de eerste twee jaar voor het vrijhouden van het plantsoen. Afhankelijk van de onkruiddruk kunt u één of twee keer per jaar het plantsoen vrijstellen bijvoorbeeld met een bosmaaier. Bedenk wel dat bij extreem droog weer onkruid juist bescherming kan bieden; 
    • Maai niet in de maanden mei en juni vanwege de bodembroedende vogels; 
  • Bij een uitval van meer dan twintig procent van het plantmateriaal adviseren we het plantsoen aan te vullen. Dit ‘inboeten’ gebeurt aan het eind van het tweede jaar.
Cookies instellen
Cookies instellen