Jaarcyclus
Bij het ree verloopt de cyclus paralel aan de voortplantingscyclus en is uniek. De paartijd (bronst) vindt plaats in juli en augustus. Het afwerpen van het oude gewei gebeurt daarna verspreid tussen late herfst en winter. Kort daarop begint de groei van het nieuwe gewei. De ontwikkeling van een gewei duurt per individu ongeveer drie maanden of korter, afhankelijk van conditie en leefgebied. Daardoor is er spreiding in het moment waarop we bast geweien en volgroeide geweien kunnen aantreffen:
- Oudere bokken kunnen al in oktober of november afwerpen en in februari of maart een volgroeid gewei hebben.
- Reebokkalveren zijn afhankelijk van hun conditie en hebben soms pas in maart–begin april een volgroeid gewei. Voor hen start dan pas de ontwikkeling van het gewei voor dat seizoen, waardoor het minder compleet is.
Afwerpen
Na de bronst daalt het testosterongehalte. Hierdoor wordt mogelijk de verbinding tussen rozenstok en gewei geactiveerd en komt tot leven: vocht en groeistoffen stuwen nieuw weefsel omhoog en deze verzwakken de verbinding met het oude gewei. Door deze stuwing breekt het oude gewei gemakkelijk af bij schuren in de vegetatie of afschudden met de kop, het afwerpen.
Bastfase
Direct na het afwerpen sluit zich de bast op de rozenstokken. Onder deze bast groeit de nieuwe stang snel uit. De bastfase duurt bij het ree ongeveer drie maanden per individu. De groei is afhankelijk van de hormoonspiegel en van de conditie van het dier, die vooral in de periode na de bronst wordt opgebouwd.
Volgroeid en territorium
Wanneer het gewei volledig is gemineraliseerd, verliest de bast zijn functie. Door de stijgende testosteronspiegel wordt de bloedtoevoer anders, waardoor de bast afsterft, opdroogt en krimpt. De bast valt hierdoor meestal vanzelf van het gewei af tijdens andere activiteiten waaronder het vegen.
Het moment van geweiontwikkeling valt samen met het hormonale keerpunt: van lage testosteronwaarden na de bronst naar een stijging in het voorjaar. Die stijging maakt ook dat reebokken hun territorium gaan markeren met geur en zichtbare sporen, het vegen. Tijdens dat vegen verdwijnen resten van de bast, verdwijnen de harde randen van parels en groeven en krijgt het gewei de door de natuur bepaalde kleur.
Hormonen en leefomstandigheden
Testosteron stuurt de hele cyclus: daling na de bronst leidt tot afwerpen, stijging in het voorjaar tot bastverlies, harde hoorn en vegen. Andere hormonen en de daglengte beïnvloeden het ritme. Voeding en rust in de periode augustus–november zijn belangrijk voor de kwaliteit van het volgende gewei.
Afb. Geweiontwikkeling, teelbalactiviteit, hormoonspiegel