Gebit van het ree

Bijgewerkt: 2024-09-11T13:15:00+01:00

Ook het ree begint met een melkgebit. Het volgroeide gebit van het ree bestaat uit tweeëndertig tanden en kiezen. Bestuderen van het gebit van een ree geeft informatie waarmee je de leeftijd kunt schatten. Dit wordt nader uitgewerkt onder samenleven/waarnemen/ leeftijd bepalen.

Wanneer het kalfje geboren wordt, in april of mei, heeft het in de onderkaak acht melksnijtanden en zes melkkiezen (3 links en 3 rechts) en in de bovenkaak zes melkkiezen. De van voor naar achteren derde kies in de onderkaak speelt een belangrijke rol bij het bepalen van de ouderdom. Deze melkkies is in het eerste jaar driedelig en daarna tweedelig.

Tekening: kaakhelft van ree met premolaren en molaren


De middelste twee snijtanden worden omstreeks oktober/november gewisseld. De volgende twee snijtanden (aan weerszijden één) wisselen in januari/februari. Het daaropvolgende paar in maart/april en het laatste paar in april/mei. De melksnijtanden onderscheiden zich van de snijtanden doordat ze kleiner en smaller zijn. Alle snijtanden zijn dus gewisseld als het ree ruim een jaar oud is.

Vóór de wisseling van de snijtanden, ongeveer in september, komt achter de derde melkkies een vierde kies te voorschijn, vier weken daarna de vijfde. Pas nadat alle snijtanden gewisseld zijn, wanneer het ree ongeveer 13 maanden oud is, in juni van het tweede jaar, komt er een zesde kies bij en wisselen de voorste (melk)kiezen. In juli, van het tweede jaar, is het ware gebit compleet. Het gebit van het ree bestaat dan uit tweeëndertig tanden en kiezen. Het heeft dan in de onderkaak acht snijtanden en twaalf kiezen en in de bovenkaak twaalf kiezen.

In de bovenkaak ontbreken de snijtanden en bevindt zich op die plaats een harde slijmvliesrand. Hierdoor kan het voedsel niet glad worden afgebeten, maar wordt het afgescheurd. Bij vraat aan takken en twijgen is daarom geen 'afgesneden' vraatbeeld te zien, zoals bij hazen en konijnen, maar een rafelige rand.

Soms groeien in de bovenkaken heel zelden in de onderkaak hoektanden, de zogenoemde haken.

In een klein aantal gevallen circa 3 % komen bij reeën hoektanden voor in de boven- en/of onderkaak. Die hoektanden worden haken genoemd.

De haken vinden we als we de boven- en onderlip van het ree optillen. Het zijn kleine stiftvormige tandjes van 5 tot 20 mm lang met een doorsnede van ongeveer 2 mm. In sommige gevallen zitten de haken los in de lip. Dat is meestal het geval door het wisselen van melkhoektand naar de blijvende hoektand.

Afbeelding: Hoektand in onderkaak ree


De haken zijn een overblijfsel van veel sterkere hoektanden. Die zien we nu nog bij een andere hertachtige; de muntjak. Dat het een door de ouders overgedragen verschijnsel is leiden we aan het feit dat we in sommige gebieden een veel groter deel van de reeën zien met haken. Hoe groter het aantal reeën is dat haken heeft des te groter is de kans dat de reekalveren ook die haken hebben. De ouders hebben het in hun genen.

Er zijn waarnemers die verklaren dat haken bij reebokken meer voor komen dan bij reegeiten. De kans dat je bij reegeiten haken in de onderkaak tegen komt is nog veel kleiner dan de eerder genoemde 3%.

Afbeelding: Bovenhoektanden (haken) van het ree
Cookies instellen