Populatiebeheer reeën

Bijgewerkt: 2024-09-15T13:50:00+01:00

Jagen op reeën heeft de afgelopen eeuw een enorme ontwikkeling doorgemaakt.

Nadat begin van de 20e eeuw de industrialisering en intensieve landbouw het min of meer uitputten van het Nederlands grondgebied zichtbaar maakte werd het beschermen van natuur en doseren van het gebruik de nieuwe ontwikkeling. Eerst ingegeven door jagers en vogelaars die hun liefhebberij bedreigd zagen later door de verenigingen van dergelijke mensen.

Zo werd het jagen op in het wild levende dieren via verantwoord gebruik van de aanwezige reeën tot het verantwoord reduceren van het aantal reeën. Het jagen om te eten werd jagen om ongevallen en schade te voorkomen. Met als resultaat een gezonde reeënpopulatie, een beperkt risico op aanrijdingen en voor sommigen een heerlijk stuk vlees direct uit de natuur.

Tekening Rien Poortvliet: Rehbockerlebnisse (WuH 1969)

Jacht is volgens de Omgevingswet bijlage, onderdeel A: 'bemachtigen, opzettelijk doden of met het oog daarop opsporen van dieren van soorten, genoemd in artikel 8.3, vierde lid, en het doen van pogingen daartoe, in een jachtveld, in overeenstemming met de regels over de uitoefening van de jacht, gesteld op grond van artikel 4.3, eerste lid, onder k'. De bedoelde diersoorten waren hazen, konijnen, wilde eenden, houtduiven en fazanten. Voor de wet is het bemachtigen, opzettelijk doden of met het oog daarop opsporen van een ree daarom geen jacht. Voor de meeste mensen en ons echter wel.

Alle mensen die jacht in Nederland beoefenen (jagers) hebben de wens duurzaam gebruik te kunnen maken van wat de natuur biedt. De jacht op reeën wordt daarom al sinds ongeveer 1960 gedaan op basis van tellingen en vergunningen. Zonder mag niet. Het op deze manier beheren noemen wordt ook populatiebeheer genoemd. Voor jagers valt alles wat zij doen voor de in het wild levende dieren onder jagen. Zoals bijvoorbeeld ook het plaatsen van reflectoren langs wegen om botsingen te voorkomen. De wetstekst past dan ook niet goed bij populatiebeheer en jagen.

Een jager kan in meerdere jachtvelden jagen. Het aan één gesloten gebied waarin de jager mag jagen is het jachtveld. Onder het jagen valt het in kaart brengen en beschermen van de dieren. Zo komt de jager te weten dat de meest beschutte hoek in het jachtveld de kern kan zijn van het leefgebied van reeën. Dat als de jager zorgt dat een reekalf daar groot kan worden de ontwikkeling van dat reekalf kan worden gevolgd. Bijvoorbeeld kan worden gezien dat het een reebokkalf is, hoe het gewei zich ontwikkeld, wanneer het gewei is geveegd. En als deze ervaring krijgt dat het een éénjarige reebok met een gaffel is of dat het een gezonde reegeit met twee reekalveren is geworden. Om dit te weten te komen schiet de jager daarom, hoewel hij dat wel mag, vaak niet. Maar beheert bijvoorbeeld wel landschapselementen.

Als de omstandigheden er zijn gaat de jager wel over tot het doden van een ree. Die ingreep in de populatie gebeurt met een geweer. Met het geweer gaan schieten heet voor de Wet een jachtgeweeractiviteit. De jager dient om populatiebeheer uit te kunne voeren een Omgevingsvergunning – Jachtgeweeractiviteit te hebben.

Populatiebeheer is een afspraak die de jager met de eigenaren, de terreinbeheerders en de overheid heeft gemaakt

Waar ontstaan nu de problemen met de reeën?
Daar waar men geen rekening wenst te houden met de kennis die over reeën beschikbaar is.

Bijvoorbeeld: daar waar men koste wat kost vrouwelijke reeën beschermd. Daar zijn scheve verhoudingen in de geslachten, is de aanwas groot en neemt de dichtheid snel toe. Daar ontstaat vroeg of laat een uitbraak van een ziekte, een massale sterfte, een grote behoefte aan verkeersmaatregelen en/of een explosieve toename van het aantal wildaanrijding. Die sterfte is dan vaak een argument voor buitenstaanders om nog terughoudender te zijn met populatiebeheer.

De oplossing is echter de dichtheid reduceren zodanig dat de geslachtsverhouding natuurlijk wordt en de populatie jaarlijks naar de draagkracht kan groeien. Dat geeft een natuurlijke ontwikkeling van de populatie zonder de spanningen tussen lokale mensen en buitenstaanders. De afgelopen 100 jaar zijn daar een aanwijzing voor.

Voorbeelden hiervan zijn de transities in natuurbeheer op voorheen particuliere landgoederen en overheidsbezit bijv. in Nationale Parken zoals de Weerribben, de Biesbosch, de Amsterdamse Waterleidingduinen, de Oostvaardersplassen en de Haringvreter. Op elke van die locaties is steeds het meer proactieve beheer van dieren vervangen door reactief beheer op de aanwezige natuur. Het gevolg is geweest een uiteindelijk exponentieel aantal stijgen van wildaanrijdingen en/of massale sterfte van reeën. Daarna is daar het beleid veranderd en is begonnen met duurzaam/adaptief populatiebeheer en keerde de rust om het beheer van natuurbeheer terug! Totdat dat beheer weer in twijfel is getrokken en de golfbeweging rond niet of wel populatiebeheer opnieuw start.

Een ander conflict is de superioriteit van mensen.  De jager heeft volgens oude definities een uitzonderlijke status gehad. De jager is in die status verantwoordelijke voor een redelijke wildstand. Een redelijke wildstand is een moeilijk vast te leggen doel. Bijvoorbeeld wie bepaald wat redelijk is? Daarnaast is de jager, alleen, niet in staat de invloeden op de aanwezige in het wild levende dieren voldoende te beïnvloeden. Alleen samen met de natuurbeheerders en de grondgebruikers kan deze optimale omstandigheden creëren en behouden voor een gevarieerde fauna. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Wat wel kan is dat de definitie van wild in de Omgevingswet verandert namelijk gericht op en met de mogelijkheid tot het actieve beheer van de individuele soorten zoals het ree. Dan kunnen de benodigde vrijheden goed worden gefaciliteerd. Bijvoorbeeld kan het vangen van in aantallen exploderen van een dier als de Amerikaanse rivierkreeft eenvoudig worden vrijgegeven en het beïnvloeden van ongewenst gedrag van de zeldzaam voorkomende wolf eenmalig worden toegestaan. De wildlijst zijn in die situatie dan alle dieren met daarachter de afspraken voor die soort.

Natuurlijk worden die afspraken vastgelegd in een plan: Het faunabeheerplan.

De Omgevingswet verbiedt activiteiten die een nadelig effect hebben op de leefomstandigheden voor beschermde diersoorten en de exemplaren van elk van die soorten. Voor een doelmatig en efficiënt beheer van omgeving en de in het wild voorkomende plant- en diersoorten (fauna) wordt dan ook een faunabeheerplan opgesteld. Zo'n faunabeheerplan bestrijkt meestal een provincie en een periode van enige jaren. Bij de planvorming worden de belangen van landbouw, tuinbouw, bosbouw, transport, natuurbeheer en recreatie wel overwogen.

Dit faunabeheerplan dient gebaseerd te zijn op hedendaagse inzichten. De invloed van reeën en het beheer van de reeënpopulatie vormt een onderdeel van zo'n plan. Dat deel heet het reeënbeheerplan. Dat deel wordt nogal eens verward met de planning van een te overwegen activiteit het afschot. Hierover mag echter geen twijfel bestaan. Het afschot en daarbij behorende plan is slechts één deel van de beschikbare middelen om gestelde doelen te realiseren.

In een faunabeheerplan staan volgens de Omgevingswet:

  • Een aanduiding van de omvang van het werkgebied van de faunabeheereenheid
  • Een kaart waarop de begrenzing van het werkgebied is aangegeven
  • Kwantitatieve gegevens over de populatie, met inbegrip van gegevens over de aanwezigheid van de populaties gedurende het jaar
  • Onderbouwing van de noodzaak tot beheer, waarbij wordt aangegeven welke belangen worden geschaad indien niet tot beheer zal worden overgegaan
  • Beschrijving van de mate waarin deze belangen de afgelopen vijf jaar zijn geschaad
  • De gewenste stand van de populatie
  • Beschrijving van de aard en omvang van de handelingen die zullen worden verricht om de gewenste stand, bedoeld in onderdeel 6, te bereiken
  • Per gewas een beschrijving geven van de handelingen die de afgelopen vijf jaar zijn verricht om de schade als bedoeld in onderdeel 5, te voorkomen en een beschrijving van de effectiviteit van die handelingen
  • Een beschrijving van het voedselaanbod, de relatie tussen dit voedselaanbod en de grootte van de populatie van de betrokken diersoort alsmede van de mogelijkheid van uitwisseling met aangrenzende terreinen
  • Een beschrijving van de plaatsen waar en in welke perioden van het jaar waarin de in g bedoelde handelingen zullen plaatsvinden
  • De mogelijkheid voor jagers om gebruik te maken van een aan de FBE verleende ontheffing
  • Een inschatting van de verwachte effectiviteit van de in onderdeel 7 bedoelde handelingen
  • Een beschrijving van de wijze waarop de effectiviteit van de voorgenomen handelingen zal worden bepaald

Bovenstaande is de basis voor het reeënbeheerplan en voor het, eventueel, reguleren van het aantal reeën door leden van wildbeheereenheden.

Het beheer van reeënpopulaties naar een draagkrachtmodel past goed in moderne opvattingen over beheer van wilde diersoorten. Bij het draagkrachtmodel wordt uitgegaan van een evenwichtssituatie tussen de lokale doelen, de leefomstandigheden en het aantal reeën in een gebied. Het balanceren wordt door een aantal factoren zoals risico's voor mensen, invloeden in de omgeving en mate van natuur de natuur laten. Die factoren kunnen leiden tot beheermaatregelen zoals leren leven met, zetten of verwijderen van afrasteringen of afschot.

Voor elke beheereenheid kan een afzonderlijk reeënbeheerplan worden opgesteld. Maar beter is het een samenhangend plan te maken voor de populatie in een leefgebied en daarin de lokale omstandigheden op te nemen. Daarvoor is inzicht nodig in de effecten van en voor de afzonderlijke lokale belangen en invloeden.

De doelstelling zou wat ons betreft kunnen luiden:

'Het instant houden van een gezonde reeënpopulatie die wat betreft aantal en samenstelling in het vroege voorjaar zoveel mogelijk overeenkomt met de draagkracht van het terrein.'

Daarmee heb je dan je eigen plan. Jouw beheerplan kun je vervolgens vergelijken met de faunabeheerplannen van de andere beheerders en de provincie(s) waarin jouw beheergebied ligt.

Een samenhangend plan

De eisen die aan een provinciaal faunabeheerplan worden gesteld moeten voor het onderliggende reeënbeheerplan volledig worden uitgewerkt. Je kunt daarbij denken aan gegevens die een overzicht geven van de situatie toen, het beheer, de aantallen, de geslachtsverhouding enz... Het is daarom zinvol en efficiënt aan dat grote, overkoepelende, plan mee te werken bijvoorbeeld door jouw telling gelijk met de gezamenlijke telling uit te voeren. Vaak is dit al het geval.

Vervolgens bepaal je met de andere beheerders de lokale doelstelling(en) en maak je een omschrijving van de draagkracht van het terrein en hoe die is bepaald.

Tenslotte beschrijf je wat er ten opzichte van vroeger eventueel is of moet gaan veranderen. Je kunt daarbij denken aan sterk wijzigen van invloeden zoals grondgebruik in de landbouw, ruilverkavelingen, landschappelijke beplantingen, enzovoorts. Handig is het om een goede actuele kaart van de werkgebieden toe te voegen aan het beheerplan. Hiermee heb je een goede basis het zogenaamde Adaptief beheren.

Vanaf 1998 is het ree volledig beschermd en wordt de populatie reeën beheerd door de overheid met als uitvoerders wildbeheereenheden. In die wildbeheereenheden zijn jagers georganiseerd.

Het is sindsdien niet meer nodig het zakelijk recht om te jagen te hebben om het populatiebeheer uit te mogen voeren. Het volstaat om toestemming op voldoende aan één gesloten hectares grond te hebben van de grondgebruiker(s). Daarbij geldt dat dit een aaneengesloten gebied is van tenminste veertig hectare en met specifieke kenmerken als dit gebeurt met behulp van een jachtgeweer. De reeënjager heeft dus nodig:

  • een afspraak met de regionale overheid
  • en toestemming van de grondgebruiker om het beheer van reeën uit te voeren.

Grondgebruikers zijn mensen die het recht hebben om het stuk grond te gebruiken. Zij zijn eigenaar, pachter of huurder van een zakelijkrecht.

De jager zelf mag niet zonder Omgevingsvergunning – Jachtgeweeractiviteit een geweer gebruiken om te schieten. Die jachtakte is gebaseerd op kennis van de jacht, een praktijkexamen jagen en het recht om dat geweer te gebruiken. Het recht om het geweer te gebruiken betekent dat de jager het zakelijk recht moet hebben om te jagen op tenminste veertig hectare aan één gesloten grond.

De reeënjager is dus opgeleid en correct uitgerust om het beheer uit te mogen voeren. In het algemeen doen jagers de aanvullende kennis en praktijkervaring in reeënbeheer op door mee te gaan met een ervaren reeënjager.

Tekening Rien Poortvliet: Rehbockerlebnisse (WuH 1969)

Het is verantwoord om een ree te schieten als aan al de voorwaarden is voldaan om te komen tot het veilig en adequaat uitvoeren van het schot. Wij adviseren dat de aankomende reeënjager eerst onder begeleiding van een meer ervaren jager met het kogelgeweer leert jagen om mislukkingen en ongelukken te voorkomen. Daarbij leert deze bijvoorbeeld rekening te houden met de windrichting, benaderen via bers-paadjes, aanzitplaatsen maken en opgelegd schieten over een schietstok. Maar ook leert de reeënjager rekening te houden met de eigen beperkingen en de geestelijke spanningen zoals bijvoorbeeld afspraken en zorgen over familie.

Een praktijksituatie

Een beginnende jager krijgt een uitnodiging om een ree te schieten. De manier is op een afgesproken plaats te zitten wachten op de dieren en als de gelegenheid zich voor doet het dier te doden. Die methode wordt aanzit genoemd. Het geweer is perfect ingeschoten en de lenzen van richtkijker, verrekijker en afstandsmeter zijn als nieuw. Ze blinken als een spiegel. De uitnodigende jager geeft de jager toestemming om een één jarige reebok te schieten waarvan het gewei niet hoger is dan de lengte van de oren.

Terwijl de gastjager naar de aanzit plaats wordt gebracht, vertelt de gastheer dat er ook een reebok is gezien die zich heimelijk gedraagt en een onregelmatig gewei heeft. Dat indien deze bok zich laat zien de jager het op prijs zou stellen als deze keurig gedood kon worden.

Het is zomer en er dreigt onweer. De muggen laten de gastjager geen moment met rust. Het begint al flink te schemeren wanneer hij vanaf zijn aanzitplek een heel eind verderop een ree waarneemt. Bij het aanspreken van het dier gaat zijn pols nog een stuk hoger wanneer hij duidelijk ziet dat het mogelijk om de ‘onregelmatige’ afschotbok gaat.

In de schemering lijkt de afstand ruim honderdvijftig meter te zijn. Ondanks dat goede schutters wel eens verteld hadden over goede schoten op tweehonderd meter is in dit geval die goede raad misschien erg duur.

Zal hij het er op wagen onder het motto ‘niet geschoten is altijd mis’? Of moet hij het zekere voor het onzekere nemen en de kogel in het geweer laten? Bedenk dan:

Dieren mogen nooit een schietschijf zijn om iemands kunsten te demonstreren

Wettelijk

Wettelijk gezien geldt er in Nederland en Vlaanderen geen maximale afstand. Alleen de minimale kinetische energie van de kogel is vastgelegd op minimaal 980 joules op 100 meter afstand van de loopmond. Die energie waarmee de kogel het dier raakt is ruim voldoende om ook op tweehonderd meter een ree direct te doden.

Weidelijk

Hoewel zelfs de beste jagers wel eens heeft gemist gebiedt het respect voor de dieren, en het beperken van het mogelijke leed, dat de jager de kans op een slecht schot tot een minimum beperkt. Iedereen die al eens een ree heeft ontweid en uitgebeend weet hoe klein de oppervlakte van de te raken delen is. Vijf centimeter afwijking kan al leiden tot een minder effectief schot.

Veel hangt af van de individuele schietvaardigheden van de jager in kwestie en van het geoefend zijn en de hulpmiddelen. Voor sommigen is honderd meter namelijk al ver genoeg terwijl voor anderen de afstand met zekerheid verder kan.

Naast de intrinsieke precisie van het wapen, de trekker weerstand en het kaliber spelen de kwaliteit van de gebruikte munitie en richtkijker een rol, zeker bij invallende duisternis.

Daarom wordt, bij de opleiding, honderdtwintig meter aangegeven als de maximum afstand van een schot op een ree. Belangrijk is dat de jager zichzelf, het wapen en de omstandigheden waaronder het schot gaat plaatsvinden kent en de grenzen ervan respecteert.

Technisch

Een kogelbaan is meer of minder krom afhankelijk van diverse technische factoren. Het trefpunt ligt daarom hoger of lager dan de plek waarop is ingeschoten.

De afstand waarop is ingeschoten, het geoefend zijn van de jager in combinatie met de kromming van kogelbaan bepalen de afstand waarop met bijna zekerheid het dier onmiddellijk dodelijk wordt geraakt. Of je daarbij hoger of lager richt is afhankelijk van of het dier dichterbij of verder dan het trefpunt bij inschieten staat.

Het regelmatig schieten onder gecontroleerde omstandigheden helpt het trefpunt bij verschillende afstanden te leren kennen en maakt een ervaren schutter die zijn wapen beheerst.

Conclusie: De juiste afstand is die waarbij de jager nog voldoende nauwkeurig treft en zich vertrouwd voelt om te schieten. Dat kan voor iemand met veel routine en schietvaardigheid wel tweehonderd meter zijn. Voor een beginner is dat maximaal honderd meter. Belangrijk daarbij is dat de jager het vertrouwd vindt om een goed geplaatst schot af te geven.

Overwegingen

Wat de techniek betreft, worden jagers om de oren geslagen met reclame voor nog perfectere middelen. Maar komt de jager hiermee dichter bij de essentie van de weidelijke jacht?

Vorige generaties jagers moesten het met veel minder doen. Ook zij schoten weidelijk de reeën. Daarvoor gebruikten zij hun kennis van het gebied, de dieren en hun vermogen om zich als het ware in te leven in het ree. Dit brengt ons bij de oorspronkelijke betekenis van de term weidelijkheid, namelijk iemand die zijn manier van jagen beheerst en zich binnen de regels met het wild kan meten.

Terug naar de praktijksituatie

Wat als de spanning die ongetwijfeld optreedt als je in de bijzondere omstandigheden komt om het afschot te mogen verrichten niet onder controle te krijgen is? Wat als de kogel onderweg een tak of grashalm raakt en daardoor afwijkt? Ga je na het schot op die afstand wel de plek vinden waar het dier stond? Wat als het dier niet op de gewenste plaats geraakt is en in de bosschages verdwijnt? Is er genoeg tijd voor een eventuele nazoek?

Al deze bovenstaande gedachten flitsen door je hoofd. Als je besluit om niet te schieten voel je jezelf mogelijk onzeker, vooral om de reactie van de gastheer. Zou die het mij kwalijk nemen dat je de kans niet hebt benut?

|Nee, je angst is ongegrond. In onze beleving kan de gastheer enkel goedkeurend knikken voor de zelfcontrole aan de dag wordt gelegd. De gastheer weet maar al te goed dat iedere jager zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen schot. Het is logisch dat niemand anders dan de gastjager die beslissing zelf kan nemen.

De beleving en het afschot was hem van harte gegund. Het laatste dat we willen is een ree ‘ziek’ schieten met kans op een lange nazoek. Een passende reactie zou kunnen zijn: ‘Niet geschoten is ook gejaagd. Heb je volgende week weer tijd?’

Naar: Weidelijkheid: welke schietafstand is (niet) verantwoord op reeën? (Hubertus Vereniging Vlaanderen vzw, 23-10-2020)

In het kader van de kwaliteitsbewaking van vlees voor consumptie is het beoordelen van vlees van uit de natuur afkomstige dieren (wild) aan wettelijke regels gebonden. De keuringen worden gedaan door gekwalificeerde personen. Ook voor het beheer van de overblijvende populatie reeën is het herkennen van afwijkend gedrag en het vaststellen van ziekten en parasitaire aandoeningen belangrijk.

Daarom moet het ree beoordeeld worden. Dat begint voordat het wordt gedood, gevolgd door waarnemen tijdens het ontweiden en slachten. Bij twijfel wordt een tweede beoordeling door een deskundige gevraagd voordat het vlees voor consumptie wordt bestemd. Goed en veel waarnemen in het veld is ook daarom belangrijk. Er kunnen namelijk bij reeën verschillende ziekten en ongemakken optreden.

De praktijk:

Naar mate je de dieren meer bestudeerd weet je hoe het gezonde dier zich gedraagt en er uit ziet. Dat geldt ook voor het bestuderen van dode reeën.

Over het algemeen zijn de reeën gezond. Juist dan is het herkennen van zieke dieren en aangetaste organen van groot belang. Veel reeënjagers hebben daarom extra opleidingen gevolgd waar onder die van gekwalificeerde persoon. Daarin leren zij om vlees van uit de natuur afkomstige dieren te beoordelen voor consumptie. Vraag er eens naar!

Cookies instellen