Ziekteverschijnselen bij het dier
Aanwijzingen voor de aanwezigheid van deze parasieten zijn hoesten, slechte conditie, aanwezigheid van wormpjes in de luchtpijp en longen en afwijkende kleur van de longen. Naast de grote longwormen komen ook de kleine longwormen voor die in het longweefsel haarden vormen die zo groot als een speldenknop maar ook enkele centimeters groot kunnen zijn. Deze haarden, zogenaamde "Broedknopen", (grijs glazig) zijn goed te onderscheiden van het gezonde longweefsel.
Kleine Longworm
(Protobylus spp.)
Ziekteverwekker)
Grauwgrijze, enigszins glazige aan de oppervlakkig gelegen ontstekingshaarden in de longen met in de haarden volwassen wormen, larven en eieren van longwormen. Deze haarden komen (vooral) voor in de hoofdkwabben van de longen bij reeën.
Verspreiding en frequentie
Een aantasting door kleine longwormen schijnen Reeën goed te kunnen doorstaan, als ze niet tegelijkertijd ook last hebben van maag- en darmwormen. Het optreden van sterfte is vaak een gevolg van een combinatie van meerdere parasieten tegelijk.
Grote Longworm
((Dictyocaulus spp.)
Ziekteverwekker
De draadvormige tot ongeveer 10 cm lange grote longwormen zitten in de longen en de luchtpijp van reeën. Vooral in vochtige gebieden komt deze parasiet bij veel reeën voor.
Besmettingsbron en wijze van overdracht
De eieren komen door hoesten vanuit de luchtwegen in de keelholte en worden vandaar met het voedsel ingeslikt waarna ze via het spijsverteringskanaal uiteindelijk als larven met de uitwerpselen naar buiten komen. Via de voedselplanten kunnen ze vervolgens door gezonde dieren worden opgenomen. Via de bloedbaan komen ze in de longen terecht waar ze zich ontwikkelen tot geslachtsrijpe wormen. Ook schapen en geiten zijn vatbaar voor deze parasiet. Deze dieren kunnen elkaar besmetten.