Worm-infecties

Bijgewerkt: 2024-08-07T13:15:00+01:00

Afbeelding: Kringloop van longwormen via gastheer, bodem en tussengastheer zoals slak naar vegetatie en voedsel


Wormen treffen we aan in alle organen. Zij parasiteren op het gastdier en kennen veelal ook een levensfase waarin zij buiten het gastdier verblijven waarbij zij worden verspreid. De besmetting vindt plaats door opnemen van voedsel, transport via de lucht of door andere dieren bijvoorbeeld muggen.

Er zijn meer en meer aanwijzingen dat reeënsterfte het gevolg is van worminfecties veroorzaakt door grote dichtheden van grazers. De, vaak stress genoemde, sterfte lijkt daarmee, deels, geduid te kunnen worden. Het mogelijk gevolg van ernstig besmette natuurgebieden is verspreiding naar naast gelegen dierhouderij. Voor reeën is dit onnatuurlijk effect, hoogstwaarschijnlijk, dodelijk. Mogelijk net zo dodelijk zo niet dodelijker als de sterfte door maaien van hooiland zonder maatregelen.

Onderzoek naar wormbesmetting van begraasde natuur in relatie met wilde grazers als ree en hert lijkt nodig.

Maatregelen
Doorbreek de cycli van de parasieten en dus de langdurige begrazing van hetzelfde stuk door lage dichtheden grazers. Begraas kort met grotere dichtheden. Langdurig begrazen met grote dichtheden is geen natuur maar dierhouderij. Een efficiënte schaapsherder lijkt de oplossing.

Voor elke beheerder van natuurweides geldt namelijk wat voor veehouders ook geldt:

  • Verweid de grazers elke twee weken in de periode 1 juli tot 1 september naar veilig gebied (land waar minimaal 3 maanden geen andere grazers hebben gelopen). Dit beperkt de opname van infectieuze larven aanzienlijk.
  • Wanneer door mestonderzoek aanwijzingen zijn voor haemonchose behandel de dieren dan.
  • Houd dichtheden van natuurlijke grazers binnen de doelstelling

Dat heeft praktisch enorme consequenties. Drie maanden is twaalf weken en zes wisselingen. Dat vraagt ook zes keer de oppervlakte met begrazingsdruk te beïnvloeden gebied. Met 9 maanden begrazen betekent dit achttien wisselingen. Dat vraagt om intensief beheer van de kudde, duidelijk begrenzing van de gebieden (rasters).

  • Zet grazers gericht in!
  • Zoek naar alternatieven voor grazers

Ziekteverschijnselen bij het ree
Aanwijzingen voor het optreden van deze parasieten bij reeën zijn:

  • Mager
  • Doffe beharing
  • Met een kromme rug lopen
  • Vuile spiegel
  • Bleke organen

(fasciolose).

Ziekteverwekker
Leverbotinfectie wordt veroorzaakt door de platworm Fasciola hepatica die in de lever en galgangen van herkauwers leeft en eventueel de mens kan besmetten.

Besmettingsbron en wijze van overdracht
De volwassen leverbot leeft in de lever en legt eitjes die met de gal in de mest van de herkauwer waartoe het ree behoort terecht komen en zo op het weiland belanden. De larven die uit de eitjes komen hebben een tussengastheer nodig, een waterslak van het soort Lymnea, waarin ze tot een volgende stadium evolueren. Uit de slak komen dan weer een soort larve van het volgende stadium, die aan waterplanten of gras in vochtige omgeving ‘vastplakken’ en daar veranderen in een larve dat infectieus is voor de eindgastheer, de herkauwer. Gras etend krijgt de herkauwer deze larve binnen, vanuit het maagdarmkanaal gaat het leverbotje op weg naar de lever en galgangen waar het uitgroeit tot de volwassen bot die weer eitjes gaat leggen. Het ree kan vooral in natte gebieden besmet raken.

Ook de mens kan zich besmetten met het larve stadium dat infectieus is voor de herkauwer.

Ziekteverschijnselen bij het dier
Dieren vermageren, de haardos in vergelijking met niet besmette dier is dof. Bij jonge dieren kan de infectie hevig zijn en leidt vaak tot de dood van het dier. Bij een massaal binnendringen van larven kunnen er zelfs leverbloedingen ontstaan met als gevolg acuut sterven. Leverbot kan een reeënpopulatie sterk uitdunnen.

Inwendige ziekteverschijnselen
Als het ree de infectie overleeft zijn verkalkte galgangen en later afsterven van een gedeelte van de lever het gevolg.

Verspreiding en frequentie
Voor de levenscyclus van leverbot zijn zowel geïnfecteerde herkauwers nodig, als omstandigheden die maken dat er slakken zijn zoals een drassig weiland. De mate waarin Leverbot voorkomt bij reeën is niet met zekerheid zeggen. Dat hangt af van de mate waarin beheerders en terreineigenaar mogelijke besmettingen melden zodat deze kunnen worden onderzocht en deze worden geregistreerd.

Meer informatie:
www.rivm.nl/infectieziektebestrijding Fasciolose hepatica

(Taenia spss.)
Ziekteverwekker
Lintwormen zijn wormen die in de darm leven. Een volwassen lintworm bestaat uit een aaneenschakeling van aan elkaar verbonden kleine stukjes worm, zogenaamde ‘proglottiden’. Er zijn verschillende soorten die als parasiet in verschillende diersoorten leven. Een Grote lintworm, Taenia, kan 4 tot 10 meter lang worden.

Besmettingsbron en wijze van overdracht
Lintwormen komen eigenlijk in twee verschillende verschijningsvormen voor: één vorm is de daadwerkelijke lintworm, de andere vorm is de cysteuze, oftewel blaasachtige vorm die ook wel ‘blaasworm’ wordt genoemd. De blazige vormen van de Taenia soorten heten ‘cysticercus’. Voor de twee verschillende vormen zijn twee verschillende gastheren nodig. Namelijk:

  • de eindgastheer, het zoogdier (incl. de mens) waarbij het lintworm stadium optreedt

  • de tussengastheer het zoogdier (incl. de mens) waarbij de blaasvorm optreedt

Van de lintworm laten proglottiden met daarin infectieuze eitjes los. Die komen kunnen zich via oppervlaktewater en riool verspreiden. De eitjes zijn zeer resistent en blijven lang genoeg in leven om veel later grazende herten, reeën, wroetende varkens of zelfs mensen (de tussengastheer) te besmetten.

In die tussengastheer komen de eitjes vrij die door de darmwand heen gaan, en via de bloedbaan in de spieren terecht komen, waar ze ongeveer 1 cm grote blaasjes vormen.

Ziekteverschijnselen, verspreiding en frequentie
Van het Ree zijn bijna geen gegevens bekend over een besmetting met lintworm. We weten bijv. dat blaasworm in het vlees van een ree is geconstateerd. Daardoor is er ook weinig bekend over verspreiding en frequentie van lintwormen bij reeën.

Meer informatie:www.rivm.nl/infectieziektebestrijding /Taenia species

Ziekteverschijnselen bij het dier
Aanwijzingen voor de aanwezigheid van deze parasieten zijn hoesten, slechte conditie, aanwezigheid van wormpjes in de luchtpijp en longen en afwijkende kleur van de longen. Naast de grote longwormen komen ook de kleine longwormen voor die in het longweefsel haarden vormen die zo groot als een speldenknop maar ook enkele centimeters groot kunnen zijn. Deze haarden, zogenaamde "Broedknopen", (grijs glazig) zijn goed te onderscheiden van het gezonde longweefsel.

Afbeelding: Broedknopen longwormen

Kleine Longworm

(Protobylus spp.)
Ziekteverwekker)
Grauwgrijze, enigszins glazige aan de oppervlakkig gelegen ontstekingshaarden in de longen met in de haarden volwassen wormen, larven en eieren van longwormen. Deze haarden komen (vooral) voor in de hoofdkwabben van de longen bij reeën.

Verspreiding en frequentie
Een aantasting door kleine longwormen schijnen Reeën goed te kunnen doorstaan, als ze niet tegelijkertijd ook last hebben van maag- en darmwormen. Het optreden van sterfte is vaak een gevolg van een combinatie van meerdere parasieten tegelijk.

Grote Longworm

((Dictyocaulus spp.)

Ziekteverwekker
De draadvormige tot ongeveer 10 cm lange grote longwormen zitten in de longen en de luchtpijp van reeën. Vooral in vochtige gebieden komt deze parasiet bij veel reeën voor.

Besmettingsbron en wijze van overdracht
De eieren komen door hoesten vanuit de luchtwegen in de keelholte en worden vandaar met het voedsel ingeslikt waarna ze via het spijsverteringskanaal uiteindelijk als larven met de uitwerpselen naar buiten komen. Via de voedselplanten kunnen ze vervolgens door gezonde dieren worden opgenomen. Via de bloedbaan komen ze in de longen terecht waar ze zich ontwikkelen tot geslachtsrijpe wormen. Ook schapen en geiten zijn vatbaar voor deze parasiet. Deze dieren kunnen elkaar besmetten.

(Haemonchus contortus)

Ziekteverwekker
De rode lebmaagworm (10 - 30 mm) is een van de belangrijkste maagdarmwormen die bij geiten en schapen voorkomt. Een infectie

met deze parasiet wordt haemonchose genoemd. De rode lebmaagworm komt vooral voor in de lebmaag van deze dieren en voedt zich daar met bloed van zijn gastheer. Door het voeden met bloed zullen ernstig aangedane dieren verschijnselen vertonen als: bleke slijmvliezen, oedeem bij onderkaak, vermagering, dorre vacht en sterfte. Het is een misverstand dat infecties met maagdarmwormen altijd diarree veroorzaken. Sterker nog, een infectie met de rode lebmaagworm veroorzaakt juist géén diarree.

Besmettingsbron en wijze van overdracht
De rode lebmaagworm overwintert als larve in winterslaap in het dier en vrijwel niet buiten de gastheer. In de winter sterven bijna alle eieren en infectieuze larven op de weide. In het voorjaar komen de larven in hun gastheer uit hun winterrust en ontwikkelen ze zich tot volwassen stadia en gaan ze hoge aantallen eieren produceren.

Zieke reeën en andere besmette dieren zullen de eieren in hun leefgebied verspreiden. De eieren van de wormen bereiken met de uitwerpselen de bodem en de vegetatie. In de bodem en op de vegetatie ontwikkelen de larven. Met name als het gras vochtig is bijvoorbeeld van mist en dauw kruipen de larven langs de plantendelen. Dat is vooral in de vroege ochtend- en avonduren als ook de reeën foerageren. Daardoor worden de wormen dan heel gemakkelijk opgenomen door de reeën. Door hun massaal voorkomen zorgen zij snel voor een hoge infectiedruk. Rond juni kunnen dan ook vaak de eerste problemen worden gesignaleerd bij jonge dieren.

Wanneer de infectie hevig genoeg is, kunnen de massaal uit hun winterrust komende larven al in het voorjaar tot zichtbare verschijnselen bij de dieren leiden.

Ziekteverschijnselen bij het dier
Door het voeden met bloed zullen ernstig aangedane dieren verschijnselen vertonen als: bleke slijmvliezen, oedeem bij onderkaak, vermagering, doffe vacht, erg laat verharen en sterfte. Aan de dode dieren vallen de door bloedarmoede bleke organen op.
Het is een misverstand dat infecties met maag-darmwormen altijd diarree veroorzaken. Sterker nog, een infectie met de rode lebmaagworm veroorzaakt juist géén diarree.

Of de reeënpopulatie ernstig hinder ondervinden van deze parasieten hangt af van het al dan niet doorbreken van de levenscyclus van de wormen. Bij voor de wormen optimale omstandigheden waarbij de larven overleven wordt de besmettingsgraad steeds hoger en zal er op enig moment massale sterfte optreden. Dat wordt nog eens versterkt door factoren zoals dichtheid van dragers van de wormen en de vochtigheidstoestand van het terrein.

Verspreiding en frequentie
In het jaarraport van DWHC 2009 wordt een duidelijk voorbeeld gegeven van onderzoek leidend tot diagnose van een opkomende infectie uit het Nationale Park de Hoge Veluwe. In de voorgaande jaren is toen de populatie reeën van ca. 200 tot ca. 300 individuen gestegen. In 2009 hebben de beheerders voor het eerst aanwijzingen gekregen voor verhoogde sterfte onder reeën. De vraag is ontstaan of de oorzaak van de sterfte onder reeën een bedreiging vormt voor de kostbare moeflon kudde, en of het beleid t.a.v. het beheer van de reeën dan verandert moet worden. Alle 12 reeën die tussen juni en november ingezonden zijn hadden ernstige Haemonchus contortus infestatie, vaak gepaard met lebmaag ontsteking. Er is geen aanwijzing voor leeftijdsgebonden resistentie geconstateerd. H. contortus infestatie is ook bij de ingezonden moeflons uit het Nationale Park de Hoge Veluwe vastgesteld, maar ernstige infestatie alleen bij een lam van dat jaar. Ook is de moeflonkudde in 2009 in goede conditie. Er is aangenomen dat de reeën een natuurlijke selectie op resistentie tegen H. contortus ondergaan men is de gezondheid van reeën en moeflons goed blijven monitoren.

In 2011 bleken er veel problemen te zijn met de rode lebmaagworm (haemonchose). Het geen naar voren komt uit de, bij de Gezondheidsdienst voor Dieren, gemelde sterfte onder de lammeren. Deze zijn meer vatbaar voor worminfecties als volwassen geiten en schapen. (bron: Geitenhouderij 2011) Door de relatief hoge temperaturen en de nodige neerslag is er in de voorafgaande periode mogelijk een ideaal milieu ontstaan voor de ontwikkelingscyclus van de parasiet.

Juli en augustus zijn van oudsher, voor schapen en geiten, de maanden met de meeste problemen door haemonchose.

Inmiddels is er in de schapen- en geitenhouderij een ontwikkeling die er voor zorgt dat de ziekte eerder in het jaar slachtoffers maakt. Die eerder optredende infectie lijdt waarschijnlijk tot een tweede infectie later in het jaar en dus ook voor een tweede periode van opvallend zieke dieren. Eén en ander wordt zowel bij de reeën als in de schapen en geitenhouderij op dit moment onderzocht.

Zieke schapen en geiten in leefgebieden van reeën brengen vergroot zowel het verspreidingsgebied en de periode waarin de reeën en gezonde huisdieren besmet worden.

Meer informatie: www.rivm.nl/Onderwerpen/infectieziektebestrijding en dwhc.nl
Artikel over Rode lebmaagworm in Geitenhouderij 2011

Wildlife gezondheid

Bijgewerkt: 2024-07-19T13:15:00+01:00

  • Dode reeën horen in de natuur. Zij vormen voedsel voor andere organismen. Dood doet leven
  • Zieke dieren in het wild vormen echter ook een risico voor gezondheid van mensen en andere dieren
  • Neem indien u twijfelt contact op met lokale beheerder of politie.
  • Die neemt contact op met onderzoekende instanties.

Voor beheerders:

  • Werk hygiënisch: Raak het dier niet aan zonder handschoenen.
  • Ter ondersteuning van het onderzoek meldt u een dood dier met het Meldingsformulier.
Cookies instellen