Naar mate wij mensen het ree vanuit een beschermde status zijn gaan beheren en wij bovendien de omgeving op een meer natuur gerichte wijze gingen onderhouden nam het aantal reeën in Nederland spectaculair toe.
Daarom kunnen afhankelijk van de doelstelling van een terreinbeheerder beheermaatregelen nodig zijn om de reeën te weren, te houden of te krijgen. Eén van de doelen kan zijn het verminderen van het aantal wildaanrijdingen. Dat kan met name door het beïnvloeden van de leefomgeving maar ook door het beïnvloeden van het aantal reeën. De huidige wetgeving biedt daarvoor de hulpmiddelen.
De belangen rond het ree
Natuurbeheerders en grondgebruikers zoals jagers hebben een groot belang bij een redelijke dichtheid aan gezonde reeën. Zij vinden het boeiend om alle ins en outs van dieren te kennen en schromen niet om maatregelen te nemen. De beheerders zijn verenigd in Wildbeheereenheden en hebben een direct belang bij het goed beheren van flora en fauna. Zij zouden zichzelf en wij hen voortdurend de vraag kunnen stellen: Gaat het goed met de reeën in mijn gebied, mijn omgeving, in Nederland en hoe kunnen we de beheermethode verbeteren. Dat gebeurt ook. Daarbij denken zij enerzijds aan het beheer van de leefomgeving en anderzijds aan de reeën. De motivatie om dat te doen is tegenwoordig gefundeerd op het voorkomen van wildaanrijdingen, schade aan belangen van derden en ongewenste ontwikkelingen in de populatie.
De belangrijkste stap die zij hebben genomen is het uitgangspunt: Het ree is beschermd tenzij ... Dat onder voorwaarden jagen heeft voor reeën geleid in een gecontroleerde uitbreiding van de populatie. Helaas is daardoor het directe belang van de beheerder verschoven naar die van de omgeving. En is er daardoor een risico dat de motivatie om de vraag "Gaat het goed met de reeën?" te beantwoorden.
Dat heeft geleid tot de vraag om bruikbare hulpmiddelen zoals draagkracht bepalen, betere schattingen van aantallen reeën en betere indicatoren voor de ontwikkeling van de populatie. Met name de methoden die gebaseerd zijn op het Wegen en meten van de gezondheid/conditie van het ree (methoden Smith en Poutsma) en het bepalen van de draagkracht van de leefomgeving (methoden de Achterhoek, van Haaften) zijn veel toegepast. Tegenwoordig ligt de focus meer op Adaptief beheren. Daarom zijn er handreikingen gemaakt voor het beheer van reeën. Deze kunnen leiden tot een periodieke vergunning op basis van een faunabeheerplan en jaarlijks terugkerende cycli van inventariseren, plannen maken, uitvoeren. De vergunning periode wordt afgesloten met een evaluatie van het faunabeheerplan van het betreffende deelgebied, vaak de betreffende provincie.
Naast het beheer zoals hierboven geschetst zijn er ook lokaal beheerders die streven naar vergaand zelfregulerende natuur. De meest vergaande vorm is die rond kwaliteit van de bodem en dien ten gevolge maximaal aantal grote grazers dat ontstaat. Een veel besproken voorbeeld zijn de Oostvaardersplassen. De leefomstandigheden nemen in zo’n gebied zodanig toe en af dat de dieren in aantal toenemen en sterven zodanig dat een soort als een ree in aantallen snel sterft en bij gebrek aan migratie mogelijkheden verdwijnt.