Wilt u ook maaien voor soortenrijkdom? De onderstaande werkwijze beperkt het aantal slachtoffers onder dieren tot een minimum en tast zo min mogelijk het terrein aan:
- Maaitijden zijn indicatief, de vegetatie en de terreinomstandigheden bepalen de exacte maai-tijdstippen.
- Werkmethode en in te zetten machines dienen afgestemd te zijn op het behoud van dieren en het terrein om slachtoffers, insporing en verdichting tot een minimum te beperken.
- Maak de avond of morgen voor het maaien vreemd. Bijvoorbeeld door het perceel af te zoeken met een natuurdrone en ophangen van zakken. Werk zoveel mogelijk van binnen naar buiten.
- Terreinen kunnen zacht en/of nat zijn. Indien gewenst door de directie dienen deze graslanden met een wetlandtrack o.g. gemaaid en geruimd te worden.
- Bij percelen die grenzen aan verharding dient tenminste de eerste 1,5 meter vanaf de verharding gemaaid te worden in verband met uitzichthoeken. Van al het overige te maaien oppervlak dient ca 15% te worden overgeslagen ten behoeve van flora en fauna.
- Exacte vorm en locatie van te sparen deel/delen zijn door de maaier ter plaatse te bepalen. Vakken mogen aaneengesloten of verspreid over het gebied worden gekozen. Minimaal oppervlak per vak is 10 m2
- Meest bloemrijke en/of schrale deel van de vegetatie sparen, zonder bomen, opslag of ruigtekruiden De ruigtekruiden akkerdistel, ridderzuring, brandnetel en braam kunnen altijd gemaaid worden.
- Invasieve exoten als Reuzenberenklauw, Reuzenbalsemien en Japanse duizendknoop worden soortgericht behandeld.
- Houtige opslag van tot bomen uitgroeiende soorten, dient altijd gemaaid te worden.
- Maaihoogte op hoger dan 10 cm instellen: Veel insecten zetten hun eitjes af onder in de vegetatie en rupsen trekken zich hier terug om te verpoppen of te overwinteren.