Geweivormen bij reeën

Afbeelding: Zesender

Bijgewerkt: 2025-09-16T10:15:00+01:00

De geweivormen van het ree zijn erfelijk bepaald. Jaarlijks groeit het opnieuw. Die jaarlijkse Ontwikeling van het gewei bij reeën wordt beïnvloed door factoren van buiten zoals voedsel, rust en beschadiging. Daardoor is het gewei van één reebok jaar na jaar steeds iets anders*. De erfelijke eigenschap is, onder optimale omstandigheden, al in de eerste jaren te zien maar toont zich pas volledig in het derde levensjaar.

Dat de grondvorm geërfd is zien we omdat het gewei in deze basisvorm jaar op jaar hetzelfde is. We onderscheiden bijvoorbeeld de, veelvoorkomende, eivorm en de, zeldzame, kruisvorm. 

Hoewel de grondvorm van het gewei jaar op jaar hetzelfde is beïnvloeden factoren van buiten de vorm en omvang van het gewei. Zo zal een reebok onder stabiele leefomstandigheden veel beter de erfelijke aanleg met elk gewei laten zien als diens broer die voortdurend opzoek is naar een rustig plekje in diens leefgebied. Daarnaast wordt de vorm bepaald door ziekten, ongemakken en beschadigingen. Waarbij de 'vervorming' veroorzaakt door een ongemak bijv. een gebroken been zich aan de tegenovergestelde zijde in het gewei toont.

Extreme geweivormen ontstaan meestal door beschadiging van de bast. Uit onderzoek is gebleken dat het bastweefsel doorgroeit op de plaats waar het bijvoorbeeld na een ongelukkige aanraking met afrastering terecht is gekomen. Alle geweien met meer dan twee stangen zijn, vermoedelijk, door dit fenomeen ontstaan. Het onderzoek heeft aangetoond dat een stukje bastweefsel geplaatst op een poot van een ree er voor zorgde dat daar geweivorming plaatsvind.** Het is aannemelijk dat in gebieden waar veel afwijkingen aan geweien worden aangetroffen deze tijdens de ontwikkeling van het gewei bloot hebben gestaan aan leefomstandigheden die bast beschadiging veroorzaken. Bijvoorbeeld een combinatie van vluchten en obstakels op de vluchtweg zoals rantsoen-afrastering. Nader onderzoek zou dit moeten uitwijzen.

*Antler Size Provides an Honest Signal of Male Phenotypic Quality in Roe Deer
**Induction of deer antlers by transplanted periosteum. I. Graft size and shape

Abnormale geweivormen komen regelmatig voor. Deze afwijkingen ontstaan door ziekten en ongemakken zoals:

Maar ook door te korten aan mineralen.
Enkele bijzondere geweivormen zijn:

Een meerstangengewei ontstaat doorgaans door beschadigingen aan de rozenstok of het bastgewei tijdens de groeifase van het gewei. Zulke vergroeiingen komen regelmatig voor en kunnen variëren van nauwelijks zichtbaar tot opvallend afwijkende, pendelende stangen. De aard van de vergroeiing hangt sterk af van het moment waarop de beschadiging optreedt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als het gewei nog groeit en dat ree met het gewei tegen een afrastering botst of verstrikt raakt in schrikdraad.

Op de afbeelding is een reebok te zien met een opvallend asymmetrisch gewei, zowel qua vorm als opbouw. Het gewei bestaat uit meer dan twee stangen, wat uitzonderlijk is. Hoewel de exacte oorzaak op basis van de afbeelding niet vast te stellen is, wijst dit type afwijking op een externe kracht die inwerkt op de rozenstok op het moment dat de stang zich begint te vormen. Hierdoor kan de eerste aanzet zich opsplitsen in meerdere delen. In extreme gevallen leidt dit tot het breken van de rozenstok, wat resulteert in een pendelgewei: een stang die los van de schedel in de huid bungelt. Wanneer het bastweefsel op één rozenstok duidelijk gescheiden is, ontstaan soms gespleten rozen.

Tijdelijke misvormingen door bastbeschadiging
Beschadigingen aan het bastweefsel van de stang kunnen vergelijkbare misvormingen veroorzaken, maar deze zijn altijd beperkt tot de stang zelf en, door het jaarlijks afwerpen van het gewei, van tijdelijke aard. Na het afwerpen en opnieuw groeien van het gewei verdwijnen de gevolgen van deze beschadigingen.

Dat in tegenstelling tot beschadiging van gewei-basis en rozenstok. Die beschadigde en misvormde delen van het gewei kunnen in volgende seizoenen wel weer enigszins vergroeien. Maar dergelijke beschadigingen zorgen wel blijvend voor afwijkingen in het gewei en maken zo’n ree tot uitzondering op de regel dat reeën niet langdurig gevolgd kunnen worden op basis van hun gewei.

Secundaire uitgroei en mini-rozenstokje
Afwijkende geweigroei heeft maakt mensen al lange tijd nieuwsgierig naar de oorzaken. Zoals die van kleine, afwijkende uitgroei – een zogenoemd mini-rozenstokje – op een rozenstok met daarop een knobbelige structuur. Met enige interpretatie zou dit kunnen worden gezien als een rudimentaire rozenkrans of zelfs het begin van een derde stang.

Een mogelijke verklaring voor deze afwijking wordt beschreven in het standaardwerk Das Geweih van Anton B. Bubenik (1966). In paragraaf 54 bespreekt Bubenik de zogeheten Ortsfremde Rosenstöcke und Geweihstangen: rozenstokken en gewei-aanzetten op anatomisch afwijkende plaatsen. Zulke structuren kunnen zich ontwikkelen aan de zijkanten van de reguliere rozenstokken, maar ook elders op het frontale bot van de schedel. Deze worden aangeduid als secundaire rozenstokken. In sommige gevallen ontwikkelen zich op deze secundaire rozenstokken kleine, onregelmatige stangetjes of knobbelige uitgroeisels.

In de veterinaire en anatomische literatuur worden dergelijke botstructuren aangeduid als exostosen: goedaardige botuitsteeksels, doorgaans bedekt met een kraakbeenlaag. Ze kunnen solitair (één uitgroei) of multipel (meerdere uitgroeisels) zijn. Bij reeën en andere hertachtigen zijn exostosen meestal onschadelijk en veroorzaken ze zelden functionele problemen. Ze kunnen een erfelijke component hebben, maar ook ontstaan als reactie op lokaal trauma aan de rozenstok of het voorhoofdsbeen zoals we onder Meerstangengewei beschreven.

Wetenschappelijke relevantie
Beschadigde rozenstokken bij reeën en hun herstel heeft bijgedragen aan onderzoek naar transplantatie. Zo onderzocht Hermann Hartwig 1967 experimenteel de geweistang ontwikkeling bij het ree. In deze onderzoeken transplanteerde men bastweefsel, waaruit jaarlijks het gewei groeit, op andere botdelen in het lichaam ‘geënt’. Dat daar leidde tot gewei-achtige groei op die nieuwe locaties.

Een jager schoot een eenjarige éénhoorn reebok (jaarling) waarna tijdens het ontweiden bleek het dier een, opvallend grote, opgezette milt had. De reebok toonde, levend, geen afwijkend gedrag en was veel zichtbaar op diverse plekken in het veld.

Er is geen sprake van een een hoorn of horens maar van een gewei met geweistangen. De schedelnaden van een eerstejaars reebok zijn nog niet volgroeid. De rozenstokken groeien daardoor nog enigszins naar elkaar toe. In dit bijzondere geval zijn de stangen tegen elkaar gegroeid waardoor het lijkt alsof er nog maar één stang over is. Ook tijdens het tweede jaar groeien de schedel en rozenstokken nog. In het najaar zal een dergelijk gewei dan zoals gewoonlijk afgeworpen worden, waarna de reebok vermoedelijk een meer normaal gewei met twee stangen zal krijgen.

Afbeelding: Reeëngewei van ogenschijnlijk tot één geweistang, samengegroeide geweistangen


Inmiddels zijn diverse reacties ontvangen over geweien waarbij de stangen schijnbaar één zijn. De stangen staan marcherend zo achter elkaar dat zij één lijken te zijn. Dat is een vrij zeldzame situatie. Op basis van gegevens uit geweiententoonstellingen wordt aangenomen dat het bij circa 3 op 1000 geweien voorkomt.

Op het internet vonden we bijvoorbeeld deze 'eenhoorn' reebok.

Wel zeldzaam bij reeën is het echte éénstanggewei, ontstaan op slechts één rozenstok is. Er zijn diverse oorzaaken voor het hebben van één rozenstok.

Afbeelding: Eénhoornbok

Het opzetten en het afwerpen van het gewei wordt geregeld door het mannelijk geslachtshormoon: testosteron. Wanneer de productie van dit hormoon gestoord wordt door bijvoorbeeld ziekte, beschadiging van de testikels of door castratie, dan ontstaan er afwijkingen van het gewei. Zoals het voortijdig afwerpen en de vorming van een pruikgewei. Als de testosteronproductie gestoord wordt als de bok bezig is een nieuw gewei op te zetten, valt met het hormoon ook de remfactor weg die de geweiontwikkeling binnen bepaalde grenzen houdt. Dat is op het moment dat de bok nog een bastgewei heeft. Daardoor komt het tot de vorming van een een zogenaamde pruik, die doordat de remfactor is weggevallen altijd in de bast blijft, nooit volgroeid en wordt afgeworpen.

Afbeelding: van reeëngewei met pruik. De reebok met zo'n pruik wordt pruikbok genoemd


De vorm en grootte van de pruik hangt af van verschillende factoren. Zoals het stadium waarin het bastgewei verkeerd en de vorm van het gewei dat de bok onder normale omstandigheden zou hebben geschoven. Zo zie je bij bokken met een bijna volgroeid bastgewei op het moment van het wegvallen van het hormoon een woekering rond het reeds gevormde gewei, waarbij dan vaak de einden nog buiten de woekering uitsteken. De snelheid waarin de pruik groeit is heel verschillend. Bij oudere reebokken groeit de pruik langzamer dan bij jongeren. De sterkste groei vindt meestal plaats tussen februari en april. Blijft de pruik steeds doorgroeien dan kan dit in een jaar of drie leiden tot de dood van de reebok. Wij zien dan meestal etterige ontstekingen, waar nogal eens maden in te vinden zijn, of afgestorven delen van het pruikenweefsel en de voorhoofdshuid.

Naar:
De pruikenbok Dr. J.L. van Haaften

Het ontstaan van een geitengewei bij een reegeit, is zeldzaam. Het is terug te voeren tot een verandering in de geslachtshormonen. Die verandering in de geslachtshormonen vindt op later leeftijd plaats. Je zou kunnen zeggen dat de reegeit ook de overgang kent. Bij de oudere reegeit ontstaan daardoor, regelmatig maar in geringe mate, rozenstokken.

Afbeelding: Geit met geitengewei


In sommige gevallen groeien deze zelfs uit tot iets wat lijkt op een bastgewei, het geitengewei. Het lijkt meestal niet op het gewei zoals reebokken die dragen en asymmetrisch.

De huid op het geitengewei lijkt meer op normale huid dan op de basthuid die bij reebokken tijdens de ontwikkeling om het gewei zit. In tegenstelling tot een het gewei van de reebok wordt een geitengewei niet jaarlijks afgeworpen en groeit door. Zo'n doorgroeiend bastgewei noemen we bij reebokken pruikengewei. Het geitengewei lijkt dus op een pruikengewei maar is dat niet.

Hoewel de hormoonhuishouding veranderd is, komt het voor dat een geit met 'gewei' toch drachtig is. Evenzo geldt dat een reebok die, door een hormonale storing, geen gewei of een pruikgewei heeft wel aan de voortplanting deel kan nemen.


Afbeelding: Geweistang van een reebok zonder enden. Wordt ook wel spitser genoemd
Afbeelding: Geweistang van een reebok met twee enden. Wordt ook wel gaffel genoemd
Afbeelding: Geweistang van een reebok met drie enden. Wordt ook wel zesender genoemd

...

Afbeelding: Vooraanzicht geweistangen reebok van oneven gesnoerd gewei. Oneven staat voor één geweistang heeft ander aantal enden als de andere stang heeft.
Afbeelding: Vooraanzicht geweistangen reebok van eivormig gewei.
Afbeelding: Vooraanzicht geweistangen reebok van korfvormig gewei
Afbeelding: Vooraanzicht geweistangen reebok van liervormig gewei.
Afbeelding: Vooraanzicht geweistangen reebok van een recht parallel gewei.
Afbeelding: Vooraanzicht geweistangen reebok van een rechtuitstaand gewei.
Afbeelding: Zijaanzicht geweistangen reebok van marcherende geweistangen
AAfbeelding: Zijaanzicht geweistang reebok met tegenoverstaande stangen, een kruisbok


Geweivormen van het ree

Cookies instellen