De beheermethode van Poutsma laat populatiebeheer van reeën toe op plaatsen waar zwakkere dieren zijn of naar toe trekken. In de beste terreingedeelten leven sterkere dieren die de minder sterke reeën verdrijven naar plekken die voor reeën minder geschikt zijn. Sterk zijn is in deze maar betrekkelijk. Uit onderzoek is gebleken dat juist de omgevingsfactoren bepalen of een ree groot wordt. Dat wil niet zeggen dat zij dan beter overleven.

In de beheermethode Poutsma bepaalt de kwaliteit van het leefgebied of er wel of geen afschot plaats vindt. Door deze werkwijze wordt de kerngroep van de populatie ontzien en wordt er ruimte gemaakt voor migrerende reeën.

Doelstelling
Eén van de doelen is het behoud van een gezonde reeënpopulatie.
Dit kan worden bereikt door een deskundig en actief beheer op basis van door de overheid verstrekte richtlijnen. Uitgangspunten zijn biologische gegevens die van belang zijn voor de gezondheidstoestand en het welzijn van de in het werkgebied voorkomende reeën. Beheermaatregelen zullen worden uitgevoerd in overleg en /of in samenwerking met de beheerders van het werkgebied. Hierbij wordt uitgegaan van de draagkracht van het gebied, waarbij wordt gelet op een afstemming van de omvang van de reeënpopulatie op het voedselaanbod van het werkgebied.
Onder draagkracht wordt hier verstaan: Een dynamische evenwichtstoestand waarbij een aantal reeën blijvend gebruik kan maken van het voedselaanbod zonder dat dit negatief wordt beïnvloed. Door de ontwikkelingen van de reeënpopulatie nauwkeurig te volgen, waarbij relevante gegevens worden geregistreerd, wordt inzicht verkregen in de evenwichtssituatie tussen de voedselsituatie en de reeën. Naar aanleiding hiervan kan al dan niet worden overgegaan tot het uitvoeren van beheermaatregelen.

Mens en ree
Alvorens wordt overgegaan tot daadwerkelijk ingrijpen in de het voedselaanbod en /of de reeënstand van het gebied, moeten inventarisaties worden uitgevoerd. Deze inventarisaties hebben betrekking op zowel het voedselaanbod als het gebruik daarvan door reeën. Tijdens de inventarisaties dient rekening gehouden te worden met de voedselstrategie en de sociale organisatie van reeën:

  • Reeën hebben een voorkeur voor licht verteerbare plantendelen en met een hoog nutriënten gehalte.
  • Reeën hebben ten opzichte van andere herkauwers een hoge stofwisseling en een kleine pen inhoud. Dit betekent dat deze dieren per tijdseenheid veel energie uit hun voedsel moeten halen. Hiermee is de voorkeur voor licht verteerbaar voedsel met een hoog voedingsgehalte en een snelle doorstroming verklaard.
  • Dominantie regelt de verdeling van beide seksen over het gebied. Dominante dieren vestigen zich in terreingedeelten met het beste voedselaanbod en goede overlevingskansen.

Energiehuishouding
Reeën hebben hun leefwijze ingesteld op het voedselaanbod. Gedurende de wintermaanden, wanneer geschikte voedselplanten zeldzaam zijn, wordt de stofwisseling verlaagd. In de maanden maart en april en ook gedurende oktober en november wordt er meer voedsel opgenomen dan er op dat ogenblik wordt verbruikt. De voorjaars piek in eten correspondeert met het aanzuiveren van energietekorten die tijdens de wintermaanden zijn ontstaan. Tijdens de herfst is er een piek wordt extra opgenomen energie als lichaamsvet opgeslagen.

Bepalen plaatsen waar populatie reductie plaatsvindt
De selectie vindt zoveel mogelijk plaats via natuurlijke processen, dit omdat er een populatie reeën wordt beheerd. Hoog in de rangordepositie staande reeën eisen de beste terreingedeelten op en verdrijven lager geplaatsten naar plekken die voor reeën minder geschikt zijn. In deze marginale terreingedeelten, herkenbaar op de voedselaanbod kaart als slecht, vindt het afschot plaats. De kwaliteit van de leefomstandigheden bepaalt of er wel of geen afschot plaatsvindt. Door deze werkwijze worden de kerngroepen van de populatie ontzien en wordt er ruimte gemaakt voor migrerende reeën.

Schade
Het bovenbeschreven draagkrachtmodel is niet van toepassing voor schadegevoelige teelten. De schade door reeën kan worden ingedeeld in twee rubrieken:

  • Vraat
  • Veegschade

Om de kans op schade te verminderen verdient het aanbeveling om gedurende de wintermaanden het afschot in de kwetsbare gebieden te verhogen. De voorkeur gaat hierbij uit naar afschot van kalveren, dit geldt zowel voor geitkalveren als bokkalveren. De geiten worden hierbij gespaard waardoor een duidelijk waarneembare aantalsreductie optreedt. De geiten blijven hun plaats in de sociale structuur behouden. Bij afschot van volwassen geiten zouden er open plekken ontstaan, die spoedig door andere gezinssprongen zullen worden ingenomen.

Op deze wijze kan men niet alleen vraat tegengaan, maar ook veegschade. Jonge bokken zijn in het voorjaar verantwoordelijk voor een verhoogd veeggedrag van territoriumhouders. Wanneer het aantal bokkalveren vermindert blijkt de veegschade aanzienlijk geringer te zijn.

Verkeer
Ook maatregelen die betrekking hebben op de verkeersveiligheid passen niet in het draagkrachtmodel. Op een kaart worden de plaatsen aangegeven waar verkeersslachtoffers worden aangetroffen. Daarnaast is een beschrijving aanwezig van de maatregelen die zijn getroffen om de verkeersveiligheid te bevorderen.

Bewerkt door: , naar:
Draagkrachtmodel Poutsma - Reewildbeheerplan
Inventarisatiemethode Poutsma - Capreolus nr.42/43 2014

Cookies instellen