Faunabeheren

Bijgewerkt: 2024-09-15T13:50:00+01:00

"Natuurbeheer is zo veelomvattend dat we elkaar hard nodig hebben om de effectiviteit ervan te  vergroten."

Tot de Eerste Wereldoorlog zijn reeën behandeld als eigendom. Het is de tijd van de industriële revolutie en in de grote stad is, mede door Eli Heimans en gevolgd door Jaq Jac. P. Thijsse, het inzicht en de behoefte ontstaan om de natuur beter te beschermen. De behoefte aan natuur is groot geweest.

Het is duidelijk geworden dat de tegenstellingen in het omgaan met natuur schade hebben toegebracht aan de natuur. De natuur is klem komen te zitten tussen mensen met verschillende belangen. Onder die omstandigheden heeft H. Michel in 1939 de brochure “Reewild: Een handleiding voor de praktijk” gepubliceerd. Het doel is geweest om anders te gaan jagen, om de in het wild levende dieren te beheren in plaats van te ‘oogsten’. Tegenwoordig noemen we dat duurzaam gebruiken van onze leefomgeving. In 1955 heeft Mr. J.O. Thate een uitgebreide variant geschreven: “Het Reewild: Gezien door het oog van de jager”.

In 1959 heeft deze benadering voor de verenigde grond-, boseigenaren en jachtgerechtigden geleid tot het instellen van een “Commissie tot Bestudering van het Wildvraagstuk”. Deze is gekomen met het rapport: “Het Reeënvraagstuk”. Er is gesteld dat een populatie dieren zoals reeën over een veel groter gebied dient te worden beheerd dan tot dat moment gebruikelijk is geweest.

Dit heeft als resultaat gehad dat de jachtgerechtigden die het rapport hebben onderschreven rond 1965 zijn begonnen met het binnen een bepaald gebied tellen van reeën en daarop afstemmen van de beheermaatregelen. Dit heeft de basis gevormd voor het beheren van de populatie reeën. Zo’n bepaald gebied is reewildring genoemd. De term is afgeleid van het in Duitsland gebruikte hegering, wat beheergebied betekent.

Van de jachtrechthouders in de reewildringen is veel medewerking geweest. In Noord-Limburg is er zelfs samenwerking met de Duitse beheerders tot stand gekomen. Er is daar een beheergebied van ongeveer 15.000 hectare ontstaan.

Kaart: Globaal verspreidingsgebied reeën, 1955 (Bron: Het Reewild, Mr. J.O. Thate


Het is al vroeg bekend geworden dat het niet mogelijk is om het juiste aantal reeën te inventariseren. En dat als je consequent, jaar in jaar uit, op dezelfde wijze telt, je een indruk kan krijgen van de totale stand. Een bijkomend gevolg is geweest dat de jagers en andere natuurbeheerders elkaar hebben aangevuld. Er zijn meer onderwerpen geweest die hen hebben gebonden dan die hen hebben gescheiden. Die verbinding is een waardevolle bijdrage geweest in het verbinden van de leefgebieden, de populatie reeën en tegen de stroperij. Het gevolg is geweest dat de populatie zich meer en meer heeft verspreid over Nederland, tegen de groei van de mens in.

Veel later, rond 1990, zijn de samenwerkingsverbanden in de Wet opgenomen als wildbeheereenheden en verbonden in een Faunabeheereenheid (FBE).

De deelnemers hebben hun kennis en ervaring gebundeld in beheerplannen. Die beheerplannen zijn verwerkt tot enkele jaren geldige faunabeheerplannen. De basis voor het faunabeheer in het betreffende gebied. Onderdeel van dat faunabeheerplan is het reeënbeheerplan. Daarin staat hoe met de reeënpopulatie in het gebied wordt omgegaan. Mede door deze aanpak is herkend dat faunabeheer op landelijk niveau niet past bij lokale leefomstandigheden. Zo zijn wildbeheereenheden ontstaan die tot op provinciaal niveau samenwerken in een faunabeheereenheid. De uitvoering van de Wet vindt, anno 2024, plaats door de provincies.

De overheid ziet dus niet de individuele beheerder, maar de verenigde beheerders als volwaardige partner. Het werkgebied van een WBE bestaat uit een aaneengesloten gebied met een oppervlakte van tenminste 5.000 hectare. De vergunningen, nodig bij de bestrijding van schade, zijn aan een wildbeheereenheid verstrekt die deze dan doorschrijft aan een lokale beheerder, bijvoorbeeld voor afschot van reeën.

Iedere vergunninghouder heeft zo zijn eigen verantwoordelijkheid. Maar samen met anderen voert deze het reeënbeheer uit op basis van een gezamenlijk opgesteld reeënbeheerplan. Dat reeënbeheer is gericht op het handhaven van de afgesproken reeëndichtheid, waarbij gelet moet worden op de belangen van direct betrokkenen zoals de wegbeheerders, de landbouw en het natuurbeheer.

Het ree is een beschermde diersoort. Door allerlei oorzaken zoals onacceptabele hoeveelheid verkeersslachtoffers, economische schade, ecologische invloed in het bepaalde gebied kan het gewenst zijn om de reeënpopulatie te beïnvloeden. Om deze te beïnvloeden moeten we een aantal zaken regelen. Dat doen de betrokkenen door een faunabeheerplan te maken.

In het faunabeheerplan wordt vastgelegd hoe de beheerdoelen te bereiken door populatiebeheer. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht van het gebied. Hoewel er diverse mogelijkheden zijn de reeënpopulatie te beïnvloeden gaan de beheerplannen alleen over reduceren van het aantal dieren door deze te doden. Zo'n beheerplan staat niet op zichzelf. Het beheer heeft namelijk ook invloed op de omgeving. Daarom geldt een minimum oppervlakte van vijfduizend hectare. Vijfduizend hectare is een enorm gebied en betreft veelal veertig of meer beheerders en belanghebbenden.
Het plan wordt daarom onderbouwd met actuele gegevens. Alleen dan zal de aanvraag om een maatregel te nemen tegen een beschermde diersoort in overweging worden genomen. Het resultaat kan zijn het al of niet verlenen van een ontheffing om de beschermde diersoort te beïnvloeden.

Zodra een ontheffing of aanwijzing is gegeven kan de maatregel worden uitgevoerd. Wie of wat de maatregelen uitvoert is voor de overheid meestal een in de Omgevingswet genoemde overkoepelende organisatie, de faunabeheereenheid en de daaronder vallende wildbeheereenheden. Het behoort tot de taak van de houder van de ontheffing om toe te zien dat elke jachtgeweeractiviteit deskundig wordt uitgevoerd. Daarom worden de maatregelen uitgevoerd door Omgevingsvergunning-houders - Jachtgeweeractviteit (jagers). In de vergunning aanvraag heeft de betreffende persoon verklaard en aangetoond deskundig het jachtgeweer toe te kunnen passen. Grote natuurbeheerders vragen daarnaast kennis en ervaring over het beheren van natuur en in het bijzonder van de soorten en hun leefomgeving die worden beheerd bijvoorbeeld het ree.

Het moet namelijk goed worden uitgevoerd om de met de overheid overeengekomen doelen te bereiken, in overeenstemming met het plan.

De uitvoering van faunabeheerplannen is belegd bij samenwerkende beheerders. Die beheereenheden voeren het afgesproken beheer uit. Die beheereenheden zijn wettelijk erkend.

Die ontwikkeling van individuele verantwoordelijkheid naar collectieve verantwoordelijkheid is ontstaan uit het benutten van de natuurlijke hulpbronnen en meer en meer inzicht in het natuurbeheer. Schaarste aan natuur doet het besef van de waarde ervan toenemen. Zo groeit er een ethische betrokkenheid bij het lot van bedreigde diersoorten. Bovendien groeit de bewustwording hoe afhankelijk we zijn van onze omgeving, natuur. Omdat de natuur meer en meer object wordt om je vrijetijd in te besteden. Veel van de activiteiten die daarbij 'nodig' zijn bedreigen de natuur en in die wildernis levende flora en fauna.

Die bedreiging van natuur en landschap zorgt voor weerstanden. Een groot aantal Nederlanders behoud door hun lidmaatschap van een natuurbeschermingsorganisatie natuur in ons land. Een veel kleiner deel besteed alle of een deel van hun vrije tijd aan het daadwerkelijk behouden van natuur. Het meest gedreven zijn zij die daardoor hun eigen belang veiligstellen. Bijvoorbeeld Jagers, enkele tienduizenden. Hun activiteiten zijn wettelijk georganiseerd. Doordat de verantwoordelijkheid voor een redelijke wildstand gekoppeld zijn geweest aan bezit zijn de uitingen over jagen meestal negatief. Natuur is echter van niemand. Je bent er deel van. Al sinds de vorige eeuw zijn jagers daarom aan het samenwerken in het beheer van reeën. Zij zijn samen gaan werken om de dieren duurzaam te beheren.

Tegelijkertijd ontstond het besef dat wilde populaties dieren alleen op voor de soort geschikte grote gebieden duurzaam beheerd kunnen worden. Eerst ontstonden er op vrijwillige basis samenwerkingsverbanden zoals reewildringen. En later, in 1980, begon het als overheid stimuleren van de samenwerking in wildbeheereenheden. Anno 2024 is dit ondergebracht in de Omgevingswet. Onder een wildbeheereenheid verstaat men een samenwerkingsverband vaak een vereniging van jagers, jachthouders, grondeigenaren en grondgebruikers. Ook medewerkers van natuurbeschermingsorganisaties kunnen lid worden.

Na de oprichting volgt de samenwerking die goed gefundeerd beheerplannen opstelt en uitvoert. In de samenwerking vervagen de grenzen van de jachtvelden en verschijnen de individuele doelen. Dit leidt tot emotionele situaties omdat individuele belangen ondergeschikt zijn aan het gezamenlijke beheerplan. De buurman, wiens verrichtingen altijd met argusogen werden bekeken, is plotseling compagnon. Dat is wel even wennen. De rivaliteit kan de samenwerking in gevaar brengen. Door ruimte te bieden en de ontwikkeling naar het gewenste resultaat te monitoren ontstaat inzicht en duurzaam beheer van reeën.

Dat heeft geleid tot georganiseerd en deskundig populaties beheren van dieren die in het wild leven en geeft inzicht.

Het ree is Ambassadeur voor het beheer van vrij in Nederland levende grote dieren

Kaart: Verspreiding reeën uit voorjaarstelling wildbeheereenheden 2003